Leesverslag Fidessa
1.
Algemene informatie
Titel: Fidessa
Auteur: Louis Couperus
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van uitgave: 1899
Druk: 1899
Aantal pagina’s: 114
2. Genre: Sprookje en novelle
3.
Samenvatting:
Het is nacht en de maan schijnt. Op een open weide aan de
rand van het bos dartelen enkele nimfen rond. Zij zijn de dochters van de god
van de zee. Op de weide dansen en zingen ze. Ze gebruiken daarbij een grote
zilveren luchtharp van manestralen die tot in de hemel reikt. Door langs deze
stralen te zweven gaan de snaren trillen en brengen ze een etherisch geluid
voort. De nimfen zijn bekend met de weide en de zee, maar wagen zich niet in
het donkere bos. Ze zijn daar bang voor, omdat er saters in het bos wonen die
hen kwaad zouden kunnen doen.
In het bos ligt een witte eenhoorn te slapen. Hij wordt
wakker door het geluid van de nimfen. Hij wordt nieuwsgierig en gaat naar de
rand van het bos. Hij ziet de nimfen op de weide dansen en zingen. Hij wil met
hen meedoen en gaat voorzichtig de weide op. Als de nimfen hem zien, willen ze
hem temmen. Een van de nimfen, Fidessa geheten, springt op de rug van de
eenhoorn. De eenhoorn schrikt daarvan en neemt de benen. Hij rent het bos weer
in. De overige nimfen vliegen door de lucht met hem mee om Fidessa bij te staan
die niet meer van de rug van de eenhoorn af durft te gaan. Op een gegeven
moment laten de nimfen de eenhoorn gaan, omdat ze bang zijn in het bos. De
eenhoorn draaft intussen met Fidessa op zijn rug dieper en dieper het bos in.
Fidessa wordt steeds banger. Het bos is ook zo donker! Ze
durft de eenhoorn dan ook niet los te laten. Fidessa denkt aan haar vader en
aan haar broers en zusjes. Ze zal hen wel nooit meer terugzien, denkt ze.
Fidessa denkt, dat ze zal gaan sterven. Ze zal dan als een zeepbel opgaan in de
lucht. Maar dan rent de eenhoorn opeens het bos uit en komt hij op een open
vlakte terecht die bedekt is met gras en heideplanten. Omdat Fidessa bang is,
dat de eenhoorn het bos weer in zal rennen, laat ze hem los en zweeft ze naar
boven. Maar omdat ze verzwakt is, daalt ze neer in het gras en valt vervolgens
flauw. De eenhoorn draaft daarna het bos weer in.
Na een aantal uren slaap wordt Fidessa wakker. In de verte
ziet ze een stad. Er lopen mensen rond. Omdat ze het bos achter haar niet in
durft te gaan, besluit ze naar de stad te gaan. Er vindt een riddertoernooi
plaats. Op een gegeven moment krijgen de ridders Fidessa in de gaten en ze
rijden naar haar toe. Omdat Fidessa een halo van parelglans om zich heen heeft,
zien de ridders en soldaten haar als een bedreiging. Sommigen denken, dat ze
een heks is. Ze trekken hun zwaarden en richten hun speren. Maar dan brult een
van de ridders, Sans-Joye geheten, het bevel, dat men Fidessa met rust moet
laten. Hij ontfermt zich over haar. Hij vraagt waarom ze geheel naakt is.
Iedereen in de stad draagt namelijk een wapenrusting en is gepantserd, zowel
mannen als vrouwen. Fidessa antwoordt, dat ze een nimf is en dat alle nimfen
altijd naakt zijn. Fidessa vertelt Sans-Joye verder hoe ze hier terechtgekomen
is.
Sans-Joye vraagt Fidessa naar haar ouders en of deze niet
bedroefd zullen zijn. Fidessa legt hem uit, dat nimfen niet zo veel emoties
hebben. Ze lachen en zingen. Heel veel meer doen ze niet. Liefhebben is een
emotie die nimfen niet kennen. Ook geluk is voor een nimf een onbekend
fenomeen. Sans-Joye concludeert, dat mensen en nimfen elkaar nooit zullen
begrijpen. Daarom wil hij terug gaan naar de stad. Hij raadt Fidessa aan uit de
buurt van de mensen te blijven. Fidessa durft niet alleen door het bos terug te
gaan en vraagt Sans-Joye dus om met hem mee te mogen. Sans-Joye neemt Fidessa
mee naar zijn kasteel in de stad.
In de stad trekt Fidessa veel bekijks. Iedereen is immers
geharnast en Fidessa niet. In het kasteel van Sans-Joye kan Fidessa uitrusten.
Sans-Joye belooft Fidessa om haar de volgende morgen door het bos terug te
brengen naar de nimfenweide. In een nis valt Sans-Joye vervolgens in zijn
zilveren harnas in slaap. Fidessa wordt bang in het kasteel als de avond en
nacht vallen. Ze meent de eenhoorn in de vorm van een spook te zien. Als ze
Sans-Joye wakker maakt, is het spook verdwenen. Fidessa valt vervolgens tegen
het harnas van Sans-Joye in slaap.
De volgende dag brengt Sans-Joye Fidessa op zijn paard terug
naar de nimfenweide. Het bos is donker en angstwekkend. Fidessa vertelt
Sans-Joye, dat de woudreuzen vroeger strijders waren, maar dat het bos
vervloekt werd. Daarom is het er zo donker en eng. Op de nimfenweide wil
Sans-Joye afscheid van Fidessa nemen. Zijn leven bestaat immers uit strijd en
is een totaal andere dan dat van Fidessa. Fidessa begint echter te huilen. Ze
wil, dat Sans-Joye bij haar blijft op de weide. Sans-Joye weigert. Fidessa wil
dan met hem mee teruggaan naar de stad. Sans-Joye geeft aan, dat dat ook niet
kan. Ze moet dan een harnas gaan dragen, want naaktheid is een zonde in de
stad. En iedereen draagt al vanaf zijn jeugd een harnas, dat met de jaren
meegroeit. Fidessa geeft aan, dat ze een harnas voor zichzelf zal laten maken.
Ze is een nimf en beschikt dus over bijzondere krachten die haar dat mogelijk
maken.
Sans-Joye rijdt met Fidessa terug naar de stad. In het
kasteel van Sans-Joye neemt Fidessa afscheid van hem. Ze gaat zich een harnas
laten aanmeten. Ze zweeft vervolgens de stad uit. Op haar tocht komt Fidessa
tot de ontdekking, dat ze verliefd geworden is op Sans-Joye. Dat is een emotie
die ze eerder nog niet gevoeld heeft. Vanwege haar liefde voor Sans-Joye is
Fidessa bereid voortaan in een harnas door het leven te gaan. Na een lange reis
komt Fidessa in een bergachtig landschap. Ze zweeft de hoogste berg op en komt
dan in een smidse terecht waar reusachtige cyclopen aan het smeden zijn. De
hoofdsmid ziet Fidessa staan en vraagt wat ze komt doen. Ze legt hem uit, dat
ze een harnas wil hebben en dat hij dat voor haar moet smeden.
De hoofdsmid probeert Fidessa van dit plan te weerhouden. Ze
zal er naar zijn mening ongelukkig van worden. Nimfen zijn heel andere wezens
dan mensen en ze zal zich niet meer vrij en licht kunnen bewegen. Fidessa kan
beter hem liefhebben, want hij is een halfgod en de vorst van het vuur. Hij is
machtig en kan prachtige dingen smeden. Fidessa houdt echter vol en wil
ompantserd worden. De hoofdsmid geeft uiteindelijk toe en zal in zeven dagen
een harnas voor haar smeden. Al die tijd moet ze bij hem op de berg in een grot
blijven. De grot heeft gouden wanden en lijkt op een gouden spiegelzaal.
Na zeven dagen is het harnas klaar. Het is van verguld zilver
en schitterend bewerkt. De hoofdsmid waarschuwt Fidessa, dat, als het harnas
eenmaal om haar lichaam gesloten is, het niet meer losgemaakt kan worden.
Alleen de dood kan haar dan van het harnas bevrijden. Het harnas is
ondoordringbaar, maar heeft een zwakke plek. Als de punt van een dolk of zwaard
precies op de op het harnas gegraveerde hoorn van de eenhoorn geplaatst wordt,
zal de dolk of het zwaard door het pantser heen kunnen dringen en Fidessa
kunnen doden. Fidessa laat zich ompantseren en moet dan te voet de berg weer
af, want ze is nu te zwaar om te kunnen zweven.
Fidessa loopt terug naar de stad van Sans-Joye, maar de tocht
is zwaar. Onderweg rust ze ergens uit in het gras. Daar wordt ze gevonden door
een andere ridder die haar water geeft en op zijn paard laat rijden. Ze rusten
uit in een burcht die ze onderweg tegenkomen. In de nacht wordt Fidessa wakker
en ziet ze een lichtschijnsel. Het lichtschijnsel verbreedt zich tot een groot
gewelf, waarin licht en muziek aanwezig is. Fidessa ziet rustbedden staan,
waarop naakte mannen en vrouwen liggen. Aan het einde van de zaal ziet Fidessa
een troon, waarop een naakte vorstin in de armen van een naakte jongeling ligt.
Die jongeling is de ridder die haar vond. Een grijsaard probeert Fidessa
vervolgens te verleiden tot het drinken van een drank die haar pantser zal doen
afvallen. Hoewel Fidessa dat graag wil, beseft ze opeens, dat ze Sans-Joye
liefheeft en dat ze daarom haar pantser moet aanhouden. Ze slaat de beker met
drank weg en dan verandert alles opeens in vuur en rook.
De aanwezige mannen en vrouwen veranderen in vaalblauwe
lijken. Fidessa beseft in de hel terechtgekomen te zijn en vlucht. Buiten de
burcht staat een wit paard en ze springt op zijn rug, waarna het dier - dat
niemand anders de witte eenhoorn is - er snel vandoor gaat. Fidessa beseft, dat
het dier de eenhoorn is die haar van de nimfenweide naar de stad van Sans-Joye
gebracht heeft. Ze wordt weer bang, maar vermant zich dan. De eenhoorn draaft
als een razende door bos en veld en komt uiteindelijk op de nimfenweide. Daar
springt hij door de luchtharp heen. Fidessa tokkelt tegelijkertijd een melodie
waaraan haar zusters haar herkennen. Maar dan is de eenhoorn met Fidessa al
weer weg - het bos in - en blijven Fidessa’s zusters alleen achter.
Fidessa wordt wakker op de heide voor de stad. De eenhoorn
heeft haar daar kennelijk achtergelaten. Vol vreugde om het komende weerzien
met Sans-Joye loopt Fidessa de stad in. Omdat ze gepantserd is, valt ze niet
direct op. Bij het kasteel van Sans-Joye aangekomen hoort ze echter van diens
schildknaap, dat Sans-Joye in de gevangenis zit. Hij heeft namelijk de regels
overtreden door zich met een naakte nimf af te geven. Dat is in de stad
verboden. Verbijsterd en verdrietig begint Fidessa door de stad te lopen. Door
haar fraai verguld-zilveren harnas begint ze dan op te vallen. Diverse mensen
beginnen haar te volgen. Uiteindelijk wordt ze door een grote menigte omsloten
die haar vraagt wie ze eigenlijk is. De mensen denken, dat ze een spion is. Als
Fidessa haar vizier oplicht en zich bekend maakt, kent niemand haar en wordt ze
als een spion in de kerkers van de gevangenisburcht geworpen. Toevallig wordt
ze aan dezelfde pilaar vastgeklonken als Sans-Joye.
Sans-Joye herkent haar in eerste instantie niet, omdat ze een
harnas draagt. Later herkent hij haar wel en is hij blij, maar hij beklaagt
vervolgens hun beider lot. Ze houden van elkaar, maar zitten nu allebei in een
donkere en vochtige kerker. Ondanks dat is Fidessa toch gelukkig, omdat ze nu
met Sans-Joye verenigd is. In de nacht ziet Fidessa buiten op een paar wolken
haar zusters zitten. Ze beklagen Fidessa en vragen haar zich toch weer met hen
te willen verenigen. Zonder Fidessa is het niet meer zo leuk op de nimfenweide.
Fidessa’s zusters willen de heksen uit het donkere bos vragen of ze een
toverdrank voor Fidessa willen brouwen. Door dit zogenaamde heulsap te drinken,
zal Fidessa dan van haar pantser bevrijd en weer een gewone nimf kunnen worden.
Fidessa weigert echter; ze wil bij Sans-Joye blijven.
De dagen in de kerker gaan voorbij. Sans-Joye denkt, dat hij
zal sterven. Er is immers geen enkel perspectief voor hem en Fidessa. Sans-Joye
vindt zijn leven doelloos geweest. Dan horen hij en Fidessa buiten een hoop
lawaai. Het blijkt, dat er een oorlog aan de gang is. De vijand trekt moordend
en plunderend rond. De mensen beginnen om Sans-Joye te roepen. Hij moet hen
redden. Hij is immers de dapperste ridder van de stad. De kerker wordt
ontsloten en men vraagt Sans-Joye of hij de stad wil redden. De koning heeft
hem gratie verleend. Sans-Joye wil eerst niet. Hij is verbitterd. Fidessa
echter weet hem te overtuigen van het tegendeel en Sans-Joye geeft dan toe. Hij
gaat de kerker uit en stort zich op de vijand. Fidessa volgt hem als zijn
schildknaap.
Sans-Joye vecht dapper en weet de vijand met zijn manschappen
te verslaan en de stad uit te jagen. Op de heide voor de stad komt Sans-Joye
echter tot de ontdekking, dat hij in de gevechten dodelijk gewond is geraakt.
Hij zakt neer en zegt tegen Fidessa, dat hij nu sterven gaat in waarheid. Hij
heeft daar vrede mee. Ook Fidessa heeft er vrede mee, maar geeft aan, dat ze
Sans-Joye in de dood zal volgen. Sans-Joye sterft en Fidessa zet vervolgens
haar dolk op de hoorn van de eenhoorn op haar harnas, de zwakke plek van het
pantser. Zo sterft ook Fidessa. Ze voelt zich dan opeens verlicht, verlucht en
verlost. In een transcendente staat ziet Fidessa hoe de mensen het lijk van
Sans-Joye en dat van haar naar de stad dragen. Ze vindt vervolgens ook het
transcendente lichaam van Sans-Joye terug en samen lopen ze, vergeestelijkt,
over een pad van wolken naar het paradijs. De eenhoorn vergezelt hen op deze
weg; hij komt uit het lichtwoud gesprongen. Hij is nu tam en aanhankelijk
geworden. Sans-Joye en Fidessa worden zo voor eeuwig met elkaar verenigd.
4. Verwachtingen
Ik verwacht van dit boek dat het een heel abstract en
ingewikkeld verhaal gaat worden. Ik denk ook dat ondanks dat het boek erg dun
is, ik er lang over zal doen om het te lezen doordat het mij niet een extreem
aangrijpend verhaal lijkt. Verder denk ik wel dat als het boek eenmaal uit is,
ik het achteraf met plezier heb gelezen.